Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de werkmeester [20]versterkte [21]den goudsmid; die met den hamer glad maakt, dien, [22]die op het aambeeld slaat, zeggende van het soldeersel: Het is goed; daarna maakt [23]hij het vast met nagelen, dat het niet wankele. 20. Dat is, gaf moed, vermanende tot voltrekking van het werk. 21. Hebreeuws eigenlijk, den smelter. 22. Dat is, die op het goud slaat, hetwelk op het aanbeeld ligt om tot een plaats geslagen te worden. Anders: met het slaan op het aanbeeld. 23. Te weten het beeld.